Op 6 april vloog ik naar Kathmandu. Voor het eerst ging ik op expeditie zonder vrienden of bekenden. Na de kennismaking en het kopen van de laatste spullen, vertrok de groep met een bus vanuit Kathmandu naar de Freedombridge.

Dat is de grensovergang van Nepal en Tibet (lees China). Het eerste stadje na de grens is Zangmu. We verbleven daar in hetzelfde hotel als toen ik in 2009 naar de Cho Oyu ging. Hoewel dit één van de betere hotels moet zijn, is het een1*hotel.

Alles is vies.

Reisverslag

Chomolungma betekent Moedergodin der aarde. Het is de Tibetaanse benaming voor de Mount Everest

De Friendship Highway is nu een mooi geasfalteerde weg waar de bus overheen zoeft. De Friendship Highway loopt van Zangmu naar Lhasa en is zo'n 880 kilometer lang. Deze mooi geasfalteerde weg ligt er nog niet zo lang. In 2009 bestond 'de weg' nog uit zand en keien.
De bus moest heel wat meter stijgen; van Zangmu op 2300m over de LaLung La op 5050m.
Helaas trok de bus dat niet en gaf er de brui aan. Dat betekende lang wachten op een nieuw voertuig. Tijdens het wachten kwam ik in contact met een herdersjongetje en een oude man die op zijn kleinkinderen pasten. Ook zag ik prachtig beschilderde deuren in een dorpje in een kaal en guur landschap. Al dit moois maakte het wachten meer dan de moeite waard.

Aangekomen in het basecamp (BC) op 5200m had ik goed zicht op de Chomolungma. Waar ben ik aan begonnen, ze is wel erg hoog, schoot er door me heen.
Er volgden een tweetal acclimatisatierondes: de eerste ronde ging van BC via het interimcamp (5800m) naar het advanced basecamp (ABC) op 6400m. Je loopt over de morene rug en later over de apere (sneeuwvrije) gletsjer. Het was prachtig maar, omdat je moet wennen aan de hoogte, ook wel zwaar. Na een paar dagen in het ABC te zijn geweest, daalde ik weer af naar het BC. Het interimcamp liet ik bij de afdaling links liggen.

De tweede ronde ging net zoals de eerste ronde. We gingen nu echter ook naar de Noordcol/camp 1 op 7000m. Voordat we naar de Noordcol gingen, hadden we een puja. Tijdens de puja wordt er gezongen en gebeden en wordt er aan de Moedergodin der aarde toestemming gevraagd om haar flanken te mogen betreden. Zonder deze zegening gaan de sherpa’s niet omhoog.
Aan het begin van de wand naar de Noordcol tot aan de top zijn touwen vastgemaakt. Daar klik je je veiligheidslijn aan vast en je jumar (stijgklem).

Omdat je nu echt het ijs ingaat, gaan de stijgijzers onder de expeditieschoenen. De ijswand naar de Noordcol is zo'n 400m hoog. De hoogte gaat nu echt tellen. Zonder gebruik van extra zuurstof ging ik naar de col. Soms was het afzien. Wat was ik moe. Toch haalde ik ergens de kracht vandaan om door te gaan. Een prachtig wolkenspel werd zichtbaar toen ik op de col was. Na een nacht geslapen te hebben op 7000m daalde ik weer af naar het ABC. De volgende dag weer naar het BC.

Vanaf dat moment was het wachten op een 'Window'. Dat wil zeggen; een relatieve wind luwe periode voordat de moesson invalt. Om niet al de tijd in het BC te moeten wachten, ging een aantal expeditieleden, waaronder ik, met een jeep naar New Tingri op 4300m. Het voordeel van nog meer afdalen is dat je je fysiek en mentaal kunt opladen voordat je een toppoging gaat ondernemen. In New Tingri lekker gegeten, uitgebreid warm gedoucht en kloosters bezocht.

Na terugkeer in het BC had Arnold met ieder expeditielid een gesprek. Hij vertelde hoe lang je over de tocht van ABC naar camp 1, van camp 1 naar 2, van camp 2 naar 3, en van camp 3 naar de top mocht doen. Als je te langzaam bent, moet je omdraaien. Dit is voor je eigen veiligheid. Arnold adviseerde mij om extra zuurstof mee te nemen omdat vorig jaar mijn vinger was bevroren. In geval van koude handen of voeten, kon ik dan extra zuurstof gebruiken waardoor de kans op bevriezing kleiner wordt. Natuurlijk heb ik zijn advies opgevolgd.

En dan is de weersverwachting dusdanig dat de groep voor de laatste ronde omhoog gaat. Weer over de morenen. Die 'puinbak' is niet het allermooiste om voor de derde keer te bestijgen. Maar realiserende dat dit de laatste keer was dat ik hier omhoog moest, verzachtte het onaangename gevoel.

In het ABC aangekomen, wordt besproken welke groep eerst gaat en wie de dag daarna vertrekt. We kunnen niet allemaal gelijk omhoog omdat er tekort tenten staan in de hoogtekampen. Ik hoor bij de tweede groep. Dat komt mooi uit omdat ik dat ook graag zo wilde. Ik denk dat, het weerbericht horende, de kans op beter weer groter is als ik 2 dagen later ga dan de eerste groep. Daar bleek ik achteraf gelijk in te hebben.

Dit keer gaat het klimmen naar de Noordcol/camp 1 me makkelijker af. Ben toch wel aardig geacclimatiseerd. Ik deel mijn tent met Pemba, mijn sherpa. Hij zorgt goed voor mij tijdens het klimmen en in de tent. Pemba informeert regelmatig of ik geen koude handen heb. De volgende dag klim ik voor het eerst met zuurstof. De zuurstof houdt me warmer en zorgt dat ik alerter ben. Tevens klim je makkelijker met zuurstof dan zonder. De stelregel is dat door het gebruik van zuurstof je eigenlijk 1000 meter lager klimt. In die zin zit ik dan op 6000 meter.

De route naar camp 2 gaat eerst over een sneeuwveld om vervolgens over rots verder te gaan. Daar kwam ik het eerste stoffelijk overschot tegen. Ik was behoorlijk van slag. Omdat ik me realiseerde dat ik nog een aantal lijken zou tegenkomen, heb ik mezelf vermanend toegesproken. Als ik de knop namelijk niet om zou kunnen zetten, zou het behalen van de top kansloos zijn. Camp 2 ligt op 7600m. op een rotsplateau. Het uitzicht is prachtig. Ik ben aardig moe en duik direct mijn tent in.

's Nachts geslapen met zuurstof op stand ½. Na het ontbijt vertrekken Pemba en ik richting camp 3. Ook nu is het terrein afwisselend: sneeuw en rots. Met stijgijzers over de rotsen lopen is niet prettig. Toch houdt een iedereen ze onder de schoenen. Men doet dit omdat er een risico is dat je de stijgijzers onvoldoende vastmaakt (je denkt namelijk door de hoogte minder helder) en de kans op bevriezing van vingers is te groot. Met je expeditiewanten kan je de stijgijzers niet goed vasthouden. Je moet dus wat warme laagjes uit doen met alle mogelijke gevolgen van dien.

Na een goede nacht en een ontbijt (veel thee gedronken en geprobeerd om een reepje op te eten) gaan Pemba en ik op weg naar camp 3 op 8300m. Dit camp ligt hoger dan de Cho Oyu (8201m) en is de hoogste campingplaats ter wereld. Het is ook erg desolaat. Alles wordt daar stuk geblazen. Wat ben je kwetsbaar tegen dit natuurgeweld. In camp 3 aangekomen, probeer je wat te dutten, te drinken en te eten en moet je zorgen dat alles klaar is voor vertrek.

Rond de klok van 22.00 uur zouden we vertrekken. Dit werd een uur later vanwege de harde wind.
Toen ik om 23.00 uur de tent uitkroop zag ik een prachtige sterrenhemel en allemaal koplampjes op de berg. Het leek wel kerstmis. Wat was dat mooi.

Dan gaat het echt beginnen. In het donker kom ik al snel in een soort trance en vind mijn ritme vlot.
De tijd is ongrijpbaar. Het is moeilijk in te schatten of ik snel genoeg ben. Pemba is echter tevreden dus het zal wel goed zijn. Heel langzaam wordt het licht. De zon kruipt omhoog en het uitzicht is formidabel. Bij de Second step gekomen moet je een hele grote stap nemen om op de ladder te komen. De ladder is op één punt vastgemaakt in de rost en wiebelt alle kanten op. Tevens moet je daar oppassen om niet met je stijgijzers in de oude touwen terecht te komen. Ik kan me voorstellen dat er op dit punt een file kan ontstaan. Iemand die niet echt zeker is, zal lang over de ladder doen. Na de grotere ladder volgt de Chinese ladder. Een kleine ladder waar de kunst is om na de laatste sport op een veilige manier op de rotsen te komen. Elegantie telt niet meer.

Na een sneeuwveld gaan we richting de Third step. Achter deze rotsformatie ligt de top graad: een steil stuk naar de top. Als ik de gebedsvlaggetjes in het oog krijg, weet ik dat ik het ga halen. Om 10.15 uur op 23 mei, sta ik op de top van de Chomolungma!

Ik zie de bolling van de aarde en kijk uit over vele bergtoppen en gletsjerpartijen. Ik kijk Nepal in en Tibet. Hoger dan dit kan een mens niet klimmen.

Dagplanning expeditie